Skip to content

Krijgsgevangen 

Als Duitse legers op 4 augustus België binnenvallen, de oorlog als een steekvlam van Oost- naar West-Europa overslaat, 200.000 gemobiliseerde Nederlandse militairen (onder wie Ajax-spelers als Theo Brokmann en Joop Pelser) zich schrap zetten in hun linies en het land angstig de adem inhoudt, begint het Ajax te dagen dat de oorlog het plan om snel terug te keren naar de hoogste afdeling weleens lelijk in de weg kan gaan zitten.

In de eerste oorlogsweken, waarin de dreiging voor Nederland acuut is en voor het leger de hoogste staat van paraatheid geldt, kan van voetbal sowieso geen sprake zijn: de competitiestart wordt door de NVB uitgesteld.

Als de bal begin oktober weer mag rollen, gaat een noodcompetitie van start. Omdat alle clubs dienstplichtige spelers in de gelederen hebben en voortdurend met verzwakte elftallen moeten spelen, besluit de bond promotie en degradatie op te schorten en de clubs in divisies in te delen op plaats van herkomst, zodat veel leuke (maar ook vrijblijvende) duels tegen stad- en regiogenoten gespeeld kunnen worden.

Een terugkeer naar de Eerste Klasse zit er voor Ajax dus per definitie niet in, dit seizoen. Zul je altijd zien dat je afgetekend bovenaan eindigt. De club die onderaan is geëindigd in de noodafdeling die nog het meest lijkt op de Eerste Klasse West, het Haagse Quick, toont zich bereid om promotie/degradatieduels tegen Ajax te spelen. De NVB wil ze wel erkennen als ‘officiële’ wedstrijden, maar dat blijkt een wassen neus, want van promotie mag desondanks geen sprake zijn. Ajax wint (2-4 in Den Haag, 1-1 in Amsterdam) en voelt zich eigenlijk te goed voor nog een seizoen Tweede Klasse, maar er is geen andere keus. Ajax is ‘krijgsgevangen’: opgesloten in de Tweede Klasse.

De wonderlijke uitspraak van de voetbalbond rond de wedstrijden tussen Quick en Ajax (wel officieel maar toch ook weer niet?) is een voorproefje van wat Ajax nog te wachten staat. De bond zal in de jaren daarna een paar onnavolgbare besluiten nemen die het steeds dieper gefrustreerde Ajax bijkans tot waanzin drijven.

De jaren 1914-1918 zijn niet alleen de jaren waarin de elitesport voetbal volkssport wordt. De sport maakt ook een eerste groeispurt van ‘professionalisering’ door, al is beroepsvoetbal nog onbespreekbaar. Het voetbal maakt grotere stappen voorwaarts dan de knullig opererende bond kan bijbenen, zo lijkt het. De relatie tussen NVB en clubs als Ajax komt erdoor op scherp te staan. Kennis van Ajax’ lotgevallen in de eerste drie oorlogsjaren is vereist om te begrijpen in welke getergde gemoedstoestand Ajax de titel van 1918 uiteindelijk zal grijpen.

Reynolds’ revolutie 

Het nadeel (de oorlog) blijkt voor Ajax ook een voordeel te hebben: in augustus komt Ajax in contact met de pas 33-jarige Engelse trainer Jack Reynolds. Hij is in Nederland vrijwel onbekend, maar heeft internationaal naam gemaakt als trainer van FC St. Gallen in Zwitserland en daarna de Duitse Olympische ploeg, al heeft hij die laatste baan maar kort. De oorlog legt het landenvoetbal lam. Er gaat dus ook een streep door de Spelen van 1916. Los daarvan kan hij als staatsburger van de vijand niet in Duitsland blijven.

Reynolds keert terug naar Engeland en komt via de bekende scheidsrechter Howcroft in contact met het Ajax-bestuur. Eind augustus 1915 vervangt Reynolds John Kirwan. De nieuwkomer laat er geen gras over groeien: hij verdubbelt het aantal trainingen, hamert op discipline en fitheid, wil zélf zijn selectie samenstellen (iets wat in Nederland doorgaans de taak van een elftalcommissie is) en heeft progressieve ideeën over hoe je een club runt.

De meeste Nederlandse verenigingen, zelfs op het hoogste niveau, hebben nog helemaal geen trainer, maar voetballen min of meer voor de vuist weg. Kirwan gaf zijn spelers wel enige tactische instructie, maar onder Reynolds neemt het fenomeen strategie naar Hollandse maatstaven ultramoderne vormen aan.

Back To Top